Home

Oefenen voor de amn-toets

Werkwoorden

Vul de juiste werkwoordsvormen in.

1. Ze stond aan de grond (nagelen) .

2. (stranden) het schip vorig jaar voor de Italiaanse kust?

3. (vinden) je het nu nog steeds een goed idee?

4. Patrick en zijn zus (beleven) toen een hachelijk avontuur.

5. Straks (gebeuren) er ineens iets; let maar op.